De tanker waar ik op vaar vervoert superbenzine van Duisburg naar Rotterdam. We varen zo als we dat noemen Chinese continudienst. Wat zo veel betekend als volcontinu met een semicontinu ploeg. De zomertijd in Nederland maakt dat we soms vijfentwintig uur op een dag schrijven. En op kantoor pikken ze dat nog ook. Het is oliecrises en ook in Duitsland is de benzine op de bon. Autoloze zondagen. Heel Europa in paniek. De olie is op. Joop Den Uil met een lang gezicht op de tv laat ons weten dat het goed mis is.  Maar wij varen zo hard we kunnen met de hele vloot van Duitsland naar de Rotterdamse Europoort. Daar aangekomen kunnen we de benzine vaak niet eens kwijt.

Nou zitten er op een tanker vier leidingen van voor tot achter. twee zuig leidingen en twee persleidingen. van zo'n zestig meter. Met een diameter van een centimeter of veertig. Als je weet aan welke afsluiters je moet draaien kun je alle vier die leidingen vol laten staan bij het lossen en met vier volle leidingen terug naar Duisburg varen. Daar aangekomen op zaterdag middag wordt er niet meer geschut tot maandag. iedereen gaat naar huis voor een extra vrij weekeindje. Behalven de matroos van de wacht. Honderden liters verkoop ik op deze manier aan de automobilisten die met jerrycans op de kade op ons stonden te wachten. Dat ik nooit gesnapt ben mag een wonder heten.

Het schip waar ik deze week op zit ligt tegen de palen. voor de sluis bij Strasbourg. Langszij ligt nog een schip van van Ommeren. Het water staat te hoog en daarom ligt alle scheepvaartverkeer stil. Iedereen is naar huis behalve degene die wacht moeten houden. Uiteraard zijn dat de respectievelijke matrozen. Drie dagen liggen we zo al. En ik ben niet van plan om iets te doen. behalve een hulpmotor starten voor de stroom. Joop van het schip naast mij denkt er net eender over. Hij heeft een buitenboordmotor voor op de roeiboot. Waarmee we de buurt een beetje kunnen verkennen. Aan de overkant is een grote akker met volgens mij aardappels. Als we daar een flink portie  van kunnen jatten hebben we voorlopig zat om friet te bakken. Joop en ik doen verder niet moeilijk over eten. Maar een van ons twee zal toch boodschappen moeten gaan doen. We gooien een muntje op. Joop is de klos. Gelukkig hebben we een fiets aan boord want het is volgens mij nog een behoorlijk eind naar de bewoonde wereld. Op zaterdagmiddag om een uur of drie vertrekt hij. Met twee lege tassen. Geen idee welke kant hij op zou moeten. Kennelijk is het een behoorlijk eind fietsen. Na twee uur is hij nog niet terug.  Als hij er om acht uur nog niet is krijg ik toch wel de pest in. Die sukkel is natuurlijk ergens in een kroeg blijven hangen. Ik bak maar een ei en kijk wat tv. Maar om tien uur is hij er nog niet. De lul. Die komt natuurlijk straks ladderzat zijn kooi in gerold. Na nog een paar biertjes ga ik slapen. Hij bekijkt het maar hoe hij aan boord komt. De volgende morgen om half elf ben ik wakker. Ik trek de deur van zijn hut open. Ik wil hem de volle laag geven maar zijn bed is onbeslapen. Geen Joop te bekennen. Dit is toch wat je noemt een beetje vreemd. Ik loop over de loopplank de kade op. Ik kan niet te ver bij de twee schepen vandaan. Als de politie controleert ben ik de klos. zo'n vijfhonderd meter verder staat een fiets. Dat zou toch zomaar onze fiets kunnen zijn. De fiets blijkt met de ketting aan een hek vast te staan. Maar Joop is in geen velden of wegen. Ik snap er geen reet van. Waar hangt die gozer nou uit. Het heeft weinig zin om hier in de buurt te gaan lopen zoeken. Dus ik loop terug naar boord. Daar zit ik me te bedenken wat ik moet doen. misschien ligt hij ergens met een afgesneden strot in de rijn. In de stuurhut zet ik de marifoon aan. En zoek de frequentie waar de wassershutz op zit. Bedenkend wat ik zal zeggen, zie ik een taxi aan komen rijden. En ja hoor. Joop stapt uit. De chauffeur doet de kofferbak open en zet twee volle tassen naast de auto. En dan nog twee. Ik loop naar de loopplank. "Help even sjouwen" roept Joop vrolijk lachend van af de kant. "Waar hang jij nou uit?" "Ga ik je vertellen. Help even." Nog steeds stomverbaasd help ik de spullen aan boord. "Nou vertel." zeg ik als we alles binnen hebben staan. "Dit geloof je nooit man." zegt hij lachend. "Ik geloof je nou al niet. Maar vertel." "Nou hier verderop waar de fiets staat stond een dikke bak van een mercedes stil met een lekker wijf er naast. Beetje oud maar ok. Zonder benzine zei ze. Of ik haar wilde helpen. verderop is een benzinepomp. of ik even. Spring  maar achterop zeg ik. Dat doet ze. Wij fietsen. 'n Pleuris eind. Komen we bij de benzinepomp heb ze de portemonnee in die auto laten liggen. Dus ik koop een jerrycannetje benzine voor d'r en benzine. En weer terug dat hele eind. Komen we bij haar auto aan, hangt ze in eens om mijn nek. Begint me helemaal af te likken. En ze wil dat ik met haar mee ga. Ik gauw de fiets op slot. En mee. Naar een kast van een huis. Die miep was zo geil as een ui man. D'r vent weg tot overmorgen. Heb ik haar alle hoeken van de kamer laten zien natuurlijk. Nou en toen vanmorgen effe gauw nog boodschappen gedaan. douwt ze me nog een boutiqie in voor een nieuw kloffie en een mooi klokje. Kijk." hij laat me een horloge zien en legt gelijk honderd mark op tafel. "En betalen voor de boodschappen mocht ook al niet.