Alice is net 14. Woont met haar moeder in een kleine flat in een eenvoudige buurt. Heel wat anders als toen haar vader en moeder nog samen waren. 

Maar ze is blij dat de ruzies voorbij zijn. Ze moet zich haasten om op tijd te zijn voor de gitaarles van woensdag avond. Ze fietst zo snel ze kan, haar gitaar op haar rug, Langs de laan met de hoge eiken. De brug over naar het park. Het is al schemerig aan het worden en ze besluit daarom de terugweg langs het kanaal en het centrum van de stad te gaan. Maar het is gelukkig droog. Als ze het bruggetje bij de vijver oversteekt staat daar in eens die man. Midden op het fietspad.Ze probeert hem nog te ontwijken. Maar de man grijpt haar stuur stevig vast en dwingt haar te stoppen. Door de plotselinge beweging verliest ze elke controle over haar fiets. valt ze genadeloos hard op het asfalt. Nog voor ze zich goed en wel realiseert wat er gebeurt, grijpt de man haar bij haar lange haren. Hij kijkt als een wild beest. Dit is geen ongelukje flitst het door haar heen. De plotselinge angst belet haar te kunnen gillen. En de man laat haar op niet mis te verstane wijze weten dat hij dat ook zeker niet op prijs zou stellen. Als hij haar met fiets en al de struiken in sleurt. Ruw trekt hij de gitaar van haar rug en houd met zijn vrije hand haar mond stevig dicht. De man ruikt naar drank en sigaretten. Alice schopt en spartelt uit alle macht maar de man is vele malen sterker. Als haar mond word dicht geplakt met ducktape vreest Alice dat ze verloren is. De tranen stromen over haar gezicht. En de totale paniek maakt dat ze ook haar blaas niet onder controle kan houden. Een kwartier later is de man verdwenen Alice met trillende knieën achterlatend. Als ze huilend haar kleren terug probeert te vinden die her en der verspreid liggen. Ziet ze plots de portemonnee liggen. Als ze die met trillende vingers opent ziet ze meteen de id kaart van de man