Hoofdstuk 2.
Ik had besloten te stoppen met schrijven. Ik werd er te onrustig van. En inderdaad de dromen werden minder en ik dacht er eigenlijk niet meer aan. Tot vorige maand. Als ik bij moeder op bezoek ben vertelt ze verontrust hoe de industrie het rustige dorp langzaam maar zeker op lijkt te slokken. "Nou staan die grote kisten al bijna tot op het voetbalveld" zegt ze "straks is het hier nog donker". Vanaf dat moment laat het me weer niet meer los. De tijd dat we daar als kinderen speelden. Ik heb er gecrost met afgedankte brommers. Hutten gebouwd.
Anouk is nogal geïnteresseerd in alles wat spiritueel is. We zijn 'n keer naar een hypnotiseur geweest. Maar ze bleek sterker dan de hypnotiseur of zij had hem in slaap laten sukkelen. We hebben daarna nog vaker geëxperimenteerd met vrienden. En er een hoop lol mee beleeft.
Laatst werd ik weer eens badend in het zweet wakker. Anouk had mij al vaker voorgesteld om mij onder hypnose te laten brengen om te kijken wat er voor spoken in mijn hoofd zitten.
Karel en ik hebben een diep gat gegraven en met planken stutten we de zijkanten. We zijn er dagen zoet mee. De hele zomervakantie gaat er aan op. Uiteindelijk hebben we een hut onder de grond. Stahoogte en een beloopbaar dak. We zijn er apentrots op. Niemand vertellen natuurlijk. We bewaren er onze schatten. een blikken trommel met snoep, een fles cola en niet te vergeten twee pornoboekjes... Karel vertelt mij dat alleen wij en John dit geheim weten. “Met John heb ik ook een geheim wat alleen jij mag weten. Ik kreeg van John een knaak" zegt Karel "als hij m'n piemel mocht zien. Misschien komt hij straks ook". Ik zeg "ik laat mooi niks zien aan die John. Dat moet jij ook niet man. Ben je gek geworden. Straks neemt hij je mee op dat schip en kom je hier nooit meer terug". Maar Karel vind het allemaal flauwekul. "Voor twee vijftig man?? Alleen effe kijken." "Nee... ben je gek geworden." Als we later een kampvuur maken komt er een man op ons af. Als Karel hem ziet springt hij op "hè !!! John"roept hij. "Hay friend" zegt John. Show me your shelter boys". Karel gaat de hut in en John gaat hem achterna. Hij pakt mijn hand en wil dat ik ook mee ga. Karel moedigt mij aan mee te komen. Instinctief voel ik dat dit helemaal niet goed gaat. Ik zie van buiten af hoe Karel al onze spulletjes laat zien. Zittend op de grond. John met z'n arm om hem heen. Met z'n andere hand friemelt hij aan de korte broek van Karel. Dit voelt helemaal niet goed. "Karel,” roep ik zo hard ik kan. Ik sta stampend op het dak van de hut. In de hoop dat het zand dat zou vallen hen naar buiten zou jagen. Plotseling stort het hele dak in. Karel staat binnen een tel buiten. John zit klem onder de planken. Hij vloekt en ik ben doodsbang. Pis in m'n broek van angst. Alles gaat heel snel. Het eerste wat ik kan grijpen is een trottoirtegel. Die ik in blinde paniek naar John toegooi. Weg hier!!... weg. Ik ren. Ren harder dan ooit. Samen met Karel die nu ook doodsbang is. Ik ren regelrecht naar huis. Karel naar het zijne.
We besluiten nooit meer naar die plek te gaan.
Vorige week was ik bij m'n moeder op visite als mijn oog op de plaatselijke krant valt.
Tijdens graafwerkzaamheden op het braakliggend terrein naast de sportvelden is het stoffelijk overschot aangetroffen van een man die daar vermoedelijk al jaren moet hebben gelegen.
Onderzoek wijst uit dat de man waarschijnlijk door een misdrijf om het leven is gekomen.