Kaapstad

we liggen voor anker. In de verte zien we de mist tegen de bergen aan rollen. Zo als elke dag trekt het kleed over de tafel. Het wachten is op orders van de rederij. Zo liggen we al drie dagen en de bemanning begint een beetje ongeduldig te worden. Het is al weer even geleden dat we uit Antwerpen vertrokken. In eerste instantie was het de bedoeling om in Dar es Salaam veevoer te laden voor Rotterdam of Antwerpen. Maar dat ging op het laatst niet door, zo kregen we te horen toen we al voorbij Ivoorkust waren. En nu was het pas op de plaats. morgen zou er in ieder geval een bunkerboot komen om brandstof te tanken. En vanavond gaat er een shuttle bootje naar de wal en weer terug.  Mijn vaste stapmaat Johny (sjaantje) was in Porto Alegre van boord gegaan. vervangen door Afredo een Kaapverdische jongen van een jaar of twintig. Hij leek een beetje op Michel Jackson toen die een jaar of zestien was. Een bos haar van een meter doorsnee. En zo gingen we als Sjors en Sjimmie in Kaapstad de wal op in 1972. Nelson Mandela zat nog op robbeneiland en in de townships werd nog hevig gestreden tegen alle onrechtvaardigheid die het land teisterde. Maar Afredo en ik trokken ons niks van al dat rassen gedoe aan. En stapte dood gemoedereerd op een taxi af nadat we met het shuttle bootje aan wal waren gezet. De chauffeur van de taxi moest wel even lachen toen hij begreep dat we samen in een taxi naar het centrum wilden. Dit is een witte taxi en daar mag hij niet in mee zei hij tegen mij wijzend op Afredo alsof het een schurftige hond was. Verderop stond nog een taxi met een donkere chauffeur. Maar die wilde mij niet in zijn taxi hebben. Dus we liepen naar de bushalte. Hier stonden enkel donkere mensen te wachten. die mij aan keken met een blik van 'wat doe jij hier'. Maar de buschauffeur deed verder niet moeilijk en nam ons mee naar de stad. circa tweehonderd gitzwarte ogen hielden mij in de gaten. Eerst maar eens een biertje scoren. In het centrum van Kaapstad was het al niet anders. Een keer zagen we een bordje met daarop 'nie swarties' over het hoofd en werden we bijna horizontaal weer naar buiten gezwiept. Een andere keer stapten we een kroeg in waar uitsluitend donkere mensen binnen zaten die allemaal om mij heen kwamen staan. en mij aan staarden alsof ik van mars kwam. Toen bleek dat we slechts bier kwamen drinken vervaagde de belangstelling enigszins. Maar toen ik een tor over de bar Zag lopen zo groot als mijn hand en ik daar nog al verbaasd over was sprak de barkeeper, "dar make wij sop van for die witjes". en Lag de hele kroeg in een deuk. De sfeer bleef echter grimmig, zoniet vijandig en wij waren zeker niet in voor een vecht partij voor een strijd die zij zelf nog niet eens wisten te winnen. En dus waren we weer bijtijds terug aan boord. de volgende ochtend vertrokken we vroeg richting Panama.